maandag 10 november 2014

Valkenburg in de 19e eeuw 3

Tijdens het leven van Jan van der Nagel (* 1822) en zijn zonen Hendrik (*1855)  en Johannes Cornelis (*1870) vonden er zeer ingrijpende veranderingen plaats, zowel in het maatschappelijke als sociale leven.
Allereerst was daar de stoommachine die een revolutie op elk gebied veroorzaakte en ook voor de plattelandsbevolking onvoorziene veranderingen bracht.
Producten en grondstoffen kon men met stoomtrein en stoomboot nu ook ver weg van de plaats van voortbrenging krijgen. De tweede helft van de 19e eeuw wordt de tijd van de wereldhandel.










Sinds 1843 raast er met veel stoom, roet en lawaai ook bij De Vink een trein langs, waaraan alle Valkenburgers zich vergaapt hebben. 

Dat de stoomtrein voor het vervoer en de handel ook voor Valkenburg belangrijk was had men al snel ontdekt, blijkens een verzoek in 1861 aan de Tweede Kamer gericht.





De krant zorgt ervoor dat men op de hoogte gehouden wordt van de politieke situatie, van uitvindingen en van epidemieën  die hier te lande of elders heersen.
De Valkenburgse dominees in die tijd hebben reden genoeg om te preken over het einde der tijden, want er zijn voldoende oorlogen en geruchten van oorlogen, hongersnoden en epidemieën om Mattheus 24 te citeren.
Alleen al tussen 1850 en 1875 staat de krant er vol van. We hoeven er maar een paar te noemen: De Belgische Revolutie van 1830/1831, de Krimoorlog van 1853/56, de Amerikaanse Burgeroorlog van 1861/1865, de Frans-Duitse Oorlog van 1870 en onze eigen Atjehoorlog van 1873/1901 en de Boerenoorlogen.
Zeker de Boerenoorlog zullen in Valkenburg met zeer warme belangstelling zijn gevolgd, wat vooral te danken was aan ds. Frans Lion Cachet die van 19 december 1880 tot … 1883 predikant in Valkenburg was. Lion Cachet was jarenlang in Zuid-Afrika werkzaam geweest en hield ook regelmatig lezingen over de Zuid Afrikaansche Republiek.



De Boerenoorlogen waren twee oorlogen die in Zuid-Afrika uitgevochten werden tussen de Boeren en de Engelsen tussen 1800 en 1902.
Deze Boeren of Afrikaners waren afstammelingen van voornamelijk Nederlandse kolonisten die als pioniers (Voortrekkers) naar de binnenlanden van Zuid-Afrika trokken en daar onder meer Oranje Vrijstaat en de Zuid Afrikaansche Republiek (Transvaal) stichtten.



Postzegel van de ZAR uit 1895

De wanhoopsoorlog van de vrijwel geheel vergeten "bloedverwanten" in Zuid-Afrika zorgde voor een ongekend sentiment. Het was een bloedige strijd,waarbij zowel aan Britse als aan Boerenzijde veel doden vielen. Uiteindelijk brachten de Britten de Boeren door de enorme overmacht en ware terreur op de knieën. Hun vee en bezittingen werden in beslag genomen en hun boerderijen platgebrand. Hun gezinnen werden bij elkaar gezet in concentratiekampen waar zij onder erbarmelijke toestanden werden behandeld. . In totaal werden ongeveer 120.000 vrouwen, kinderen en ouden van dagen opgesloten. De sterftecijfers in de kampen waren ontstellend: in oktober 1901 telde men 344 doden per duizend bewoners.

Link: Ds. Lion Cachet

Spottend wordt wel eens gezegd, dat op Valkenburg alles 50 jaar later komt en een kern van waarheid zit daar misschien wel in, maar alle vernieuwingen dringen uiteindelijk toch ook tot Valkenburg door.
In 1878 begon de Leidsche Duinwater Maatschappij met de winning van water in de Katwijkse duinen. Men wist intussen deksels goed dat goed drinkwater uiterst belangrijk was in de strijd tegen de besmettelijke ziekten als cholera en tyfus. 



De pijpleiding van Katwijk naar Leiden wordt langs Valkenburg gelegd, maar dat betekende niet dat men in Valkenburg ook leidingwater kreeg. Slechts heel geleidelijk worden er in Valkenburg percelen op het waterleidingsnet aangesloten. Het zal tot na de eerste wereldoorlog duren voor men in het merendeel van de Valkenburgse huizen ook leidingwater heeft. 
Dat er duinwater naar Leiden getransporteerd werd, merkten de Valkenburgers in 1878 wel, toen de pijpleiding naar Leiden bij Valkenburg was gesprongen.



In 1848 was in Leiden de stedelijke gasfabriek geopend en de gasverlichting geïntroduceerd, maar het zou nog tot 1912 duren voor men in Valkenburg met gejuich het gaslicht kon verwelkomen. 



In 1881 kunnen de Valkenburgers kennis maken met het kleine broertje van de stoomtrein: de stoomtram. Dan namelijk begint de Rijnlandse Stoomtramweg Maatschappij met de exploitatie van de tramlijn van Katwijk naar Rijnsburg, die later zal worden verlengd naar Oegstgeest en Leiden. 
Om er gebruik van te kunnen maken, moet men dus wel eerst naar Katwijk  a/d Rijn. Nee, niet even met de fiets, maar gewoonlijk te voet. De fiets begint pas na 1885 aan zijn opmars, en een gewone arbeider kon zich een dergelijk voertuig aanvankelijk onmogelijk permitteren.


Aan het eind van de eeuw verbeterde de positie van de arbeider geleidelijk, wat ook blijkt uit het bericht hiernaast.
De eigenaar van een kalkfabriek onthaalt in mei 1892 zijn personeel op een feestmaal in het Badhotel in Katwijk aan Zee.



Leidsch Dagblad 27 februari 1888
We weten dat het leven van de arbeider aan het eind van de 19e eeuw niet gemakkelijk was. Vooral in de wintermaanden werd er veel ontbering gelegen.
Er was voor vele dagloners geen werk meer bij de boeren en in de fabrieken lag vanwege de vorst vaak het werk stil. Vorstverlet kende men niet.  

In de jaren hiervoor en hierna verschenen er in de kranten regelmatig zulk soort artikelen als hiernaast.









Leidsch Dagblad 3 maart 1888


De winter van 1887/1888 was lang en streng. Tot ver in maart bleef het vriezen. De weinigen die het zich konden veroorloven konden genieten van het winterse vermaak maar voor zeer velen betekende het afzien.

Dat de welgestelden heel goed het nuttige met het aangename wisten te verenigen blijkt in 1893 als de Valkenburgse IJsclub wordt opgericht, die ... ten doel heeft het verschaffen van werk ......




               Leidsch Dagblad 26 januari 1891                       Leidsch Dagblad 24 januari 1893


In 1835 had de elektrische telegrafie zijn intrede gedaan en nadat in 1876 Alexander Bell de telefoon had uitgevonden, werd al in 1881 in Amsterdam de eerste telefoonmaatschappij opgericht. 




Ook de gemeenteraad van Valkenburg ziet het belang van telegrafie en telefonie in en besluit in 1891 derhalve de nodige stappen te ondernemen om deze moderne vinding ook naar Valkenburg te brengen. Dit besluit resulteert erin dat ook Valkenburg op 27 februari 1899 zijn telegraafkantoor krijgt. 

In mei 1899 werden er al 20 telegrammen verzonden en 28 ontvangen:  Valkenburg is definitief de moderne tijd ingetreden. 



vrijdag 31 oktober 2014

De Katwijkse Van der Nagels - 1

Jan van der Nagel (1822-1896) (zie 3 ) had twee broers en vijf zusters.

Cornelis, de oudste broer van Jan van der Nagel (1822-1896), werd op 4 april 1812 in Valkenburg geboren. Zijn geboorteakte vinden we echter in Katwijk, want door de Franse overheersing was Valkenburg tot 1817 ingedeeld bij Katwijk. De akte is, zoals alle ambtelijke stukken uit die tijd,  in het Frans opgesteld.



Op 23 november 1834 trouwt hij met de  25-jarige Jaapje Klok uit Katwijk aan Zee. Zij is op 17 december 1808 in Katwijk aan Zee geboren en overlijdt bijna 30 jaar oud op 30 november 1838  in Valkenburg.
Het paar krijgt drie kinderen:

1. Pietertje, geboren op 19 april 1835 in Katwijk aan de Rijn en overleden op 4 oktober 1908 in Valkenburg . Zij trouwt in 1861 met de pannenwerker Hendrik Zijderveld.  Zij overlijdt op 4 oktober 1908, 73 jaar oud.  Hendrik is op 14 februari 1927 in Arnhem overleden, 93 jaar oud.

Hendrik Zijderveld en Pietertje van der Nagel

2. Johannes, geboren op 23 april 1837 in Katwijk a/d Rijn en overleden op 10 april 1879 in Valkenburg, 41 jaar oud. Zijn beroepen: landbouwer, arbeider, postbode.
Hij trouwt op 7 juni 1861 in Katwijk met de 21-jarige Margaretha Zuijderduijn, geboren 26 november 1839 in Katwijk. Zij overlijdt op 12 september 1880 in Leiden, 40 jaar oud.
Johannes / Jan en Margaretha / Grietje zijn de voorouders van bijna alle Van der Nagels die we in Katwijk vinden. We zullen hen in een volgend blogbericht nog even volgen. 

3.  Lambertus, geboren op 7 augustus 1838 in Katwijk, overlijdt al anderhalve maand later op 21 september 1838 in Katwijk.

Kort na de geboorte van Lambertus is Cornelis vrouw Jaapje Klok overleden en is Cornelis weer naar Valkenburg verhuisd. 
Hij  hertrouwt, 27 jaar oud,  bijna een jaar later in Veur op 1 november 1839 met de 36-jarige Petronella Uittenboogaart. Het paar krijgt geen kinderen. 

Hoe verwarrend een akte en een krantenberichtje kunnen zijn blijkt ook hier weer eens.
Van het overlijden van Petronella wordt namelijk aangifte gedaan door Hendrik Zijderveld, die in de overlijdensakte schoonzoon van de overledene wordt genoemd, terwijl hij in werkelijkheid de schoonzoon van Jaapje Klok was.
Ook de overlijdensadvertentie spreekt van  moeder enz., terwijl het eigenlijk moet zijn stiefmoeder.


vrijdag 26 september 2014

Nakomelingen met een andere achternaam

Veel mensen zijn geïnteresseerd in hun afstamming. Het merkwaardige daarbij is, dat men dan vrijwel altijd wel wil weten wie de voorvaders waren, maar zelden belangstelling heeft voor de voormoeders. Het laatste woord komt niet eens in het woordenboek voor. 
Elke Van der Nagel in Valkenburg zal wel veronderstellen dat een willekeurige andere Valkenburgse Van der Nagel ergens familie van hem of haar is, terwijl hij of zij er geen flauw vermoeden van heeft dat iemand anders met een heel andere achternaam nader verwant is. 
Als je echter het een en ander uitpluist, kom je soms verrassende dingen tegen. 
We kijken daarom nu eens naar twee vrouwelijke nakomelingen van Cornelis van der Nagel, namelijk  zijn dochters Trijntje Cornelia (1778 – 1804) en Aaltje (1785 -1862) en naar hun nakomelingen.

Trijntje Cornelia trouwde op 13 april 1799 met Maarten Houwer (1765 – 1833), die afkomstig was uit het Zeeuwse Wisse. Maarten was van beroep chirurgijn. 
Chirurgijn was de beroepsaanduiding voor personen die na een leertijd als knecht en het afleggen van een meesterproef gerechtigd waren bepaalde medische handelingen uit te voeren, waarbij de nadruk lag op heelkunde. Aderlaten, het zetten van botbreuken, het amputeren van ledematen, wondverzorging en het trekken van tanden en kiezen werd grotendeels door chirurgijns uitgevoerd.
Zij moeten duidelijk onderscheiden worden van de in veel hoger aanzien staande 'doctoren', die na een academische studie de geneeskunde beoefenden en zich vooral bezig hielden met het genezen van interne ziekten, met diagnostiek en het voorschrijven van medicijnen. Gewoonlijk ging het beroep van chirurgijn samen met dat van barbier. 
In zo'n klein dorp als Valkenburg zal Maarten zijn inkomen dan ook voor het grootste deel in de scheerwinkel hebben moeten verdienen. Toch werd hij, lang na de dood van zijn vrouw Trijntje Cornelia, ongetwijfeld tot de notabelen van het dorp gerekend, want in 1825 werd hij lid van de gemeenteraad.                                                                                              
Chirurgijn-barbier

Chirurgijn in de 17e eeuw


Maarten en Trijntje Cornelia kregen vier kinderen, drie zonen en als laatste een dochter: Antje. 
Antje werd op 29 september 1803 gedoopt en haar moeder overleed een goed half jaar later.
Op 19 jarige leeftijd trouwt Antje met de pannenbakkersknecht Abraham Peet met wie zij negen kinderen krijgt. Het derde kind krijgt de voornamen Maarten Houwer. Antjes achternaam wordt nu dus ook een voornaam.
En als we de familie Peet dan verder volgen, komen we van Maarten Houwer Peet twee kleinkinderen tegen die elke Valkenburger die de leeftijd der sterken heeft bereikt zich ongetwijfeld nog zullen herinneren: Cornelis (1884-1968), beter bekend als Kees de Mollenvanger en zijn broer Maarten (1886-1958), die ook de doopnamen Maarten Houwer had. Maarten was zwakbegaafd, zoals dat tegenwoordig heet, maar in wezen een doodgoed mannetje. 


De mollenvanger Kees Peet

De beide broers woonden in een van de twee diaconiehuisjes die in de Lange Steeg stonden en die door de idiote plannen die  burgemeester en wethouders in 1974 hadden gesmeed zo nodig gesloopt moesten worden. Die twee huisjes hadden eigenlijk op de monumentenlijst geplaatst moeten worden om de Valkenburgers te laten zien hoe een groot deel van de bevolking in de 19e eeuw gehuisvest was. Maar nee, alle panden in de Lange Commandeursstraat die er rond 1900 al stonden moesten met de grond gelijk gemaakt worden om ruimte te bieden voor een veel te groot ongezellig Castellumplein, dat alleen een functie heeft in de paardenmarktweek. In feite hield daarmee een van de oudste straten van Valkenburg op te bestaan. 
Maarten had wel de onhebbelijke gewoonte iedere morgen de pispot met een grote zwaai te legen in de goot die achter de huisjes liep en grensde aan het erf van bakker Meurs. Hoewel dit een nagel aan de doodkist van mevrouw Meurs betekende, heeft het dezelfde mevrouw Meurs er niet van weerhouden 98 jaar oud te worden.

Aaltje was de jongste dochter van Cornelis van der Nagel. Zij werd op 6 november 1785 in Valkenburg gedoopt en trouwde op 14 augustus 1808 met de steenbakkersknecht Leendert Spannemaker. Leendert Spannemaker stierf in 1829 op de leeftijd van 42 jaar, voor een steenbakkersknecht uit die tijd een normale leeftijd om dood te gaan.
Van Leendert Spannemaker en Aaltje van der Nagel vinden we in het bevolkingsregister van Leiden uit het jaar 1849 een kleinkind: Leendert Spannemaker, oud 13 jaar, sjouwer van beroep, wonende in de Gorte(n)straat 170.

Dertien jaar en sjouwer van beroep in Leiden in het midden van de 19e eeuw. Bedenk daarbij dat een werkdag van 12 uur heel normaal was. 
Zou een dertienjarige vandaag de dag zich maar bij benadering kunnen voorstellen wat dat betekende? 



De sjouwer Leendert Spannemaker werd in Leiden in zo'n soort huis aan de Middelstegracht 42  geboren.
Deze foto van huizen aan de Middelstegracht dateert van 1958 en de huizen zijn allang gesloopt.
In 1840 waren er nog geen dakkapellen en op de zolder vroor het 's winters net zo hard als buiten.




Gerestaureerde en gerenoveerde huizen aan de Gortestraat in Leiden omstreeks 2014



Anno 1850 zag diezelfde Gortestraat er heel wat beroerder uit. In zulke kleine huisjes woonden soms gezinnen met meer dan tien kinderen, een poephok buiten voor meerdere gezinnen, huisvuil op straat en net als Maarten Peet  leegde men de pispot op straat. 



Wie een beetje een idee wil krijgen van de kinderarbeid in het Leiden van de 19e eeuw leze van Jacob Jan Cremer de novelle Fabriekskinderen uit 1863. 


Ook in Valkenburg was kinderarbeid in de fabrieken heel gewoon. Eerst in 1874 kwam er een wet die kinderarbeid voor kinderen onder de 12 jaar in fabrieken verbood. In de praktijk echter veranderde er weinig. Pas toen in 1901 de leerplicht werd ingevoerd, veranderde dit.

                                                                
                                                                Leidsch Dagblad 7 mei 1877


Op- of aanmerkingen hieronder of direct aan vandernagel@home.nl

zaterdag 23 augustus 2014

Valkenburg in de 19e eeuw - 2

Eten en drinken

Voor het overgrote deel van de plattelandsbevolking  bestond het voedsel voornamelijk uit aardappelen, roggebrood, peulvruchten en gortepap. Tarwebrood was onbetaalbaar.
 Vlees was voor de meeste mensen een onbetaalbare luxe en ook spek kwam maar zelden op tafel.
Een enkele keer stond er misschien een eigenhandig gevangen palinkje of gestroopte haas op het menu. In de dorpen werden konijnen gehouden die bij feestelijke gelegenheden en met Kerstmis geslacht werden.

Als buurgemeente van Katwijk zal er in Valkenburg wat vaker gedroogde vis of een bokking op tafel gekomen zijn dan verder in het binnenland gebruikelijk was.
Dr. Hermanus Polijn Büchner, die 18 jaar arts was geweest in Katwijk en Valkenburg schreef omstreeks 1850, dat een mislukte aardappeloogst een ramp voor de dorpen betekende. Gelukkig bleven de duinaardappels soms vrij van de gevreesde schimmelziekte, maar geen enkele visser of arbeider verdiende genoeg om zijn gezin duinaardappels te kunnen laten eten. Hij constateerde ook, dat er veel jenever en koffie gedronken werd, het laatste vooral door de vrouwen.

Ook zuivelproducten werden in het grootste deel van de eeuw nog als luxe beschouwd. Op het platteland hielden velen voor de eigen melkvoorziening een geit. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog was dit op Valkenburg ook heel gebruikelijk.

Omdat de meeste mensen in het dorp wel over een lapje grond konden beschikten, teelde men zelf wel wat groenten. Vooral ook soorten die goed te bewaren waren of in te zouten om in de winter te kunnen gebruiken. Pas in het begin van de twintigste eeuw zou het zogenaamde wecken een hoge vlucht gaan nemen. 

Voor de boeren was de situatie wel beter, want zij hadden vaak vlees van eigen slacht, appels, peren en brandhout van eigen bomen, melk en boter van eigen koe en brood uit eigen oven. 
Het merendeel van de Valkenburgse bevolking werkte echter als landarbeider of in een van de fabrieken aan de Rijn. Vooral in de winter werd er vaak bittere armoe geleden.



De gewone drank was koffie, of een zwartachtig vocht dat daarvoor door moest gaan (cichorei of peekoffie). Bier was in de 19e eeuw geen volksdrank meer, maar het gebruik van jenever was juist onder de armen schrikbarend hoog.
Omdat het drinkwater in de Hollandse poldergebieden in feite oppervlakte-water was, ook als het uit de pomp kwam, was het van zeer slechte kwaliteit. Dat was voor een deel te wijten aan de gebrekkige waterhuishouding.
De afwatering van Rijnlands boezem was bepaald niet optimaal. Eerst in 1807 was in Katwijk het uitwaterings-kanaal klaar gekomen.

Leidsch Dagblad 22.12.1870


 Het vuile water bleef vaak lang staan in de sloten en de Oude Rijn, waarin een groot deel van het menselijk en dierlijk afval verdween, voordat het weggemalen en bij laagwater in zee geloosd kon worden. Zo ontstond een poel voor malariamuggen en bacteriën.
Ook het verbreden van het uitwateringskanaal in 1870 was onvoldoende om de problemen te verhelpen.
Pas eind 1880 kwam er een stoomgemaal tot stand dat tot 1954 dienst heeft gedaan. Er werd maar betrekkelijk weinig gebruik van gemaakt en de Oude Rijn bleef min of meer een open riool. In 1954 werd dit stoomgemaal vervangen en verbeterde de toestand.

Het Katwijkse stoomgemaal in 1933


Landbouw 
De omgeving van Valkenburg in de tweede helft van de negentiende eeuw bestond voor het grootste gedeelte uit weiland met daartussen grote stukken voornamelijk elzen- en wilgenhakhout.



Akker- en tuinbouw worden beoefend op percelen in het Boonrak, Duijfrak en op De Woerd.










Om ervoor te zorgen dat er niet gestroopt, gestolen of onrechtmatig gekapt werd, was uiteraard toezicht nodig.

In 1865 wordt Jan van der Nagel aangesteld als onbezoldigd rijksveldwachter en hij zal als zodanig de wijde omgeving van het dorp op zijn duimpje gekend hebben.
Hij is dus ook de man bij wie je terecht kunt om je te wijzen waar een bepaald stuk grond ligt.


Rond 1850 brak voor de landbouw een periode van ongekende bloei aan, die tot ongeveer 1880 zou duren.
De landbouw­mechanisatie begon op gang te komen en de paardendorsmachine, de rijenzaaimachine en ploegen met stalen risters kwamen steeds meer in gebruik.
De veeteelt bloeide eveneens; grote hoeveelheden boter en kaas werden geëxporteerd.
Het is in deze periode dat de Van der Nagels zich ook steeds meer op de landbouw gaan richten.
Ten gevolge van de invoer van goedkoop Amerikaanse tarwe waarmee de wereldmarkt werd overspoeld daalden aan het eind van de 70er jaren de graanprijzen scherp. Die daling had ook gevolgen voor de overige akkerbouwprodukten en weldra werd ook de veeteelt minder rendabel.
In de tweede helft van de 19e eeuw breidde de tuinbouw zich uit onder invloed van de vraag uit Engeland en het snelle vervoer dat mogelijk was geworden door stoomtrein en stoomvaart. De toenemende welvaart en de bevolkingsgroei waren uiteraard ook belangrijke factoren.


Leidsch Dagblad 27 maart 1867

En net als elders in Zuid-Holland werd ook in Valkenburg de akkerbouw steeds meer door de tuinbouw verdrongen. Aarzelend werd een begin gemaakt met het gebruik van kunstmest.
Wel werd er nog vlas en koolzaad verbouwd, maar het laatste werd steeds minder geteeld als gevolg van het meer algemeen worden van petroleum- en gasverlichting.



Leidsch Dagblad 12 juni 1867

Naast de gebruikelijke teelt van allerlei soorten bonen als paardenbonen, duivenbonen en bruine bonen, peen, kool en uien werd de teelt van bladgroenten als spinazie, postelein en andijvie steeds belangrijker. Geleidelijk aan zou aan het eind van de eeuw ook de teelt van bloembollen en bloemen toenemen.

Nijverheid

Als getuigen vinden we in de Valkenburgse geboorte- , trouw- en overlijdensakten zeer regelmatig pannenwerkers, steenwerkers en kalkbrandersknechten.
In de negentiende eeuw telde Valkenburg tenminste twee dakpannenfabrieken, twee kalkfabrieken en een steenfabriek. Een aanzienlijk deel van de bevolking verdiende het dagelijks brood op een van deze fabrieken en het andere deel in de landbouw.


Meer dan dat dagelijks brood werd er eigenlijk niet verdiend. Anno 2014 kan men zich niet voorstellen hoe de gemiddelde Valkenburgse arbeider in het midden van de 19e eeuw moest rondkomen. Ook de meer welgestelde boeren leidden een sober bestaan.
Van pensioenen voor arbeiders was in de verste verte nog geen sprake. De meeste arbeiders stierven lang voor hun 65e en ook de sterkeren moesten doorgaan tot ze er vrijwel bij neervielen.


Link: Gouden bruiloft armen 1
Link: Gouden bruiloft armen 2

Die tijd ligt al ver achter ons. In de 20e eeuw zal de ene na de andere fabriek verdwijnen en anno 2014 herinnert slechts een enkele straatnaam  in Valkenburg nog aan deze periode. 


Toen ik in 2014 aan enkele bewoners van "De Schelphoek" vroeg, waar die straat zijn naam aan te danken had, was het beste antwoord: "Er moet hier eens een schelpenfabriek hebben gestaan."
Laat ik nou nooit geweten hebben, dat schelpen in een fabriek werden gemaakt!

Voor de bewoners van "De Hoop" was het geheel onduidelijk waar die naam vandaan kwam. 
Er was één bewoner die wist dat er eens een zekere De Vries had gewoond, die als bijnaam had "De Hoop".
Dat klopt in ieder geval. Deze meneer De Vries woonde op het terrein waar toen nog de restanten van die oude fabriek stonden en waarin de bekende pottenbakker Ravelli enige tijd een onderkomen had gevonden. 


Zou er in de Rijnstroomlaan iemand weten dat er ooit een steen- en pannenfabriek heeft gestaan met de naam "Rijnstroom"? 

Waarom, zo vraagt men zich af, heeft men op die straatnaambordjes niet kort vermeld waaraan de desbetreffende straat zijn naam te danken heeft?

Per 1 maart 1961 beëindigde ook de laatste schelpkalkfabriek in Valkenburg zijn activiteiten.   





                                                              Kalkfabriek ca. 1890





De steen- en pannenfabriek "De Hoop", omstreeks 1920, toen deze allang buiten bedrijf was.

Deze fabriek stond waar de Grote Watering uitmondt in de Rijn.


                               De dakpannenfabriek aan de overkant van de Rijn omstreeks 1938

Link: Rijnstroom

woensdag 16 juli 2014

Valkenburg in de 19e eeuw - 1

De eerste Valkenburgse Van der Nagel, Cornelis, had voor hij in 1795 stierf nog juist meegemaakt hoe de Fransen het land binnentrokken , stadhouder Willen V naar Engeland vluchtte en de Bataafse republiek werd uitgeroepen.
Waarschijnlijk werden de Fransen in Valkenburg ook wel als bevrijders gezien en misschien hebben ze ook wel om de vrijheidsboom gedanst. 
Die vreugde en verwachting op een betere toekomst zal echter wel snel weggeëbd zijn, want in het hele land ontstond een enorme werkloosheid en een ontstellende armoede die een schaduw wierp over de met zoveel enthousiasme geplante vrijheidsboom. 
Voor de kosten van de ‘bevrijding’ moesten  honderd miljoen worden betaald.  
 Door de voortdurende oorlog met Engeland lag de visserij stil, wat in de buurgemeente Katwijk tot bittere armoede leidde. Het laat zich gemakkelijk raden, dat het in Valkenburg niet veel beter was.
Het verbond met Frankrijk zorgde voor een tanende handel en explosief stijgende kosten voor levensonderhoud. 

Met nog meer geestdrift dan bij hun komst werd  dan ook in 1813 het vertrek  – van de Fransen gevierd.
 Enkele dagen na zijn terugkeer – 30 november 1813 – wordt erfprins Willem Frederik Soeverein Vorst der Nederlanden.
De beide Katwijken en Valkenburg kunnen al spoedig blijk geven van hun liefde voor de Oranjes. De Russische keizer brengt namelijk een bezoek aan Nederland en samen met die nieuwe vorst en zijn beide zonen  komt hij op 2 juli 1814 ook door Valkenburg en Katwijk  op weg naar Haarlem en Amsterdam.  In Katwijk worden de nieuwe sluizen bezichtigd.


Zo'n krantenbericht over erepoorten, vlaggende dorpen en versierde huizen wekt gemakkelijk de indruk, dat de mensen gelukkig waren. Ongetwijfeld, voor dat moment. Zodra de vorstelijke personen vertrokken waren, zal de rauwe realiteit van alle dag weer op hen gevallen zijn.
De negentiende eeuw is een periode van bittere armoe voor het overgrote deel van de Valkenburgse bevolking.  Armoede en ziekte gaan hand in hand. De kindersterfte is groot.
In 1826 wordt ook Valkenburg zwaar getroffen door malaria en tyfus.



  In 1832 is het de cholera die er schuldig aan is dat ongeveer 6 % van de bevolking overlijdt. 

Let wel, er bestond nog niets wat op een ziektekostenverzekering leek. Ziek zijn betekende: geen inkomsten en was de kostwinner overleden, dan betekende het voor het overgrote deel van de bevolking dat men was aangewezen op liefdadigheid en de bedeling.



In alle West-Europese landen zijn de jaren 1843-’48 jaren van groot gebrek en zware ellende. In 1843 is er een economische crisis; daarna zijn er slechte oogsten. In 1845 en 1846 heerst er aardappelziekte; in 1846 is er een malaria-epidemie en in de winter van 1847 een griepepidemie. In 1847 is er een nieuwe economische crisis en er heerst een enorme werkloosheid.
In 1849 heerst er in Valkenburg weer cholera.


 De tweede helft van de jaren veertig van de negentiende eeuw zijn jaren van diepe armoede en groot gebrek bij de onderste lagen van de bevolking.
En als je het van de "bedeling" moest hebben, was je echt in de aap gelogeerd. De diaconie van de Nederlands Hervormde gemeente heeft over het eerste halfjaar van 1844 een nadelig saldo van ƒ 16,93 en besluit daarom om vier weken lang alle bedeling te staken.  Als je daarbij bedenkt dat diezelfde diaconie een belegd bedrag van ƒ 7600 bezit, kun je wel aanvoelen hoe het met de christelijke naastenliefde was gesteld.  

De meest gevreesde ziekte in de 19e eeuw is de cholera, naast de tering en – vooral in Zeeland – malaria.
De cholera is een ziekte van armoede en gebrek aan hygiëne. Nadat Robert Koch in 1883 de bacil wist aan te tonen die cholera veroorzaakt, is er een vaccin tegen de ziekte gevonden. Belangrijker echter voor de bestrijding van de cholera  zijn: betrouwbaar drinkwater, goede fecaliënafvoer en een behoorlijke persoonlijke hygiëne. In het midden van de negentiende eeuw is er in Valkenburg nog geen sprake van een behoorlijke drinkwatervoorziening en komt het water uit de pompen  uit een grond die door de vele mesthopen sterk vervuild is en een bron van infectie vormen.
De oorzaken van de hoge kindersterfte lag vooral in de slechte voeding, ongezond drink­water, gebrekkige hygiëne en de malaria. 

Het eerste levensjaar was het gevaarlijkst. Uit onwetendheid en armoede kwamen de darmpjes van veel zuigelingen te vroeg in aanraking met papjes die aangemaakt waren van veront­reinigd water of prakjes aardappelen met vette jus.
De kindersterfte in deze periode is enorm. Een derde van de kinderen haalde het eerste levens­jaar niet. Meer dan 40% van de geborenen overleed voor het zesde levensjaar.
Een tweede oorzaak waren de besmettelijke kinderziekten mazelen en pokken.
Werd een van de kinderen ziek, dan werden ze vaak allemaal ziek, want ze sliepen met z'n allen in een bedstee of op een strozak op een onbeschoten zolder, waar de wind vrij spel had. Een longontsteking was dus niet zeldzaam en de dokter had nog geen middelen daar iets tegen te doen.

Herhaalde malen heerste er in deze eeuw een cholera-epidemie. Valkenburg valt de twijfelachtige eer te beurt de eerste gemeente in ons land te zijn waar de ziekte uitbrak. In 1833 stierven er 28 personen aan deze ziekte. Dat lijkt anno 2014 geen enorm aantal, maar het was wel meer dan 6% van de gehele dorpsbevolking. 

http://rijnmuiden.blogspot.nl/2014/06/goeie-ouwe-tijd.html


maandag 7 juli 2014

3. Johannes van der Nagel (1822-1896)

Johannes van der Nagel wordt op 20 december 1822 in Valkenburg geboren, waar hij op 29 december wordt gedoopt. 

Het jaar 1822 was blijkbaar een vruchtbaar jaar, zoals we hierboven in het doopregister van de Hervormde gemeente van Valkenburg kunnen lezen:

                                               In dit jaar zijn gedoopt 26 kinderen, 

                                              15 zonen en 11 dochters.  18 moeders 
                                              hebben hare kinderen ten doop gehouden
                                              en van dit getal kinderen in eén jaar
                                               vind ik geen voorbeeld.

Op een totale bevolking van ca. 450 zielen is dit aantal van 26 kinderen inderdaad wel vermeldenswaardig.

Jan, zoals zijn roepnaam natuurlijk luidt, trouwt op 18 juni 1848 met de 23-jarige Krijna de Wit, geboren 23 augustus 1824 in Valkenburg.
In de trouwakte wordt als beroep van  de vader van de bruidegom "landbouwer" vermeld.

Krijna is de dochter van de overleden Gerrit Gerritszoon de Wit en Adriana van Oosten, winkelierster.
Getuigen van het huwelijk zijn o.a. de beide ouders van Johannes, Jan van der Nagel en Maria van Briemen, alsmede zijn broers Cornelis, 36 jaar oud, en Hendrik, 31 jaar oud.
Johannes tekent zijn huwelijksakte met Johannes (mèt h), hoewel zijn naam op zijn geboorteakte Joannes wordt gespeld.
Uit deze huwelijksakte blijkt ook, dat Johannes zijn plicht voor de Nationale Militie heeft vervuld.





Uit dit huwelijk worden geboren:

Gerrit:          * 11.04.1849     -     † 22.10.1866
Maria:          * 13.09.1851     -     † 16.09.1851
Hendrik:       * 14.07.1853    -      † 27.01.1942

Zoon Hendrik zal de stamvader worden van vrijwel alle Van der Nagels die 150 jaar later in Valkenburg leven.

Sinds 1806 zijn de Van der Nagels blijkbaar tot enige welvaart gekomen, want in 1806 was Jan van der Nagel nog dagloner, terwijl hij in deze huwelijksakte "landbouwer" van beroep is. We zullen ons daarbij niet teveel moeten voorstellen, want van eigen landerijen is nog geen sprake. Vrijwel geheel Valkenburg was eigendom van enkele grote heren, die land verpachtten. Slechts vier bekende Valkenburgse namen vinden we onder de namen van degenen die volgens het kadaster van 1832 landeigenaren waren: van Egmond, Bol, de Wit en Ouwersloot. 
Jan trouwt met Krijna "een goede partij", want de familie De Wit bezit in ieder geval eigen landerijen. Weliswaar kunnen ze zich niet meten met de Vlasvelds en Spierenburg of grote heren uit Den Haag of het Gooi, maar voor Valkenburgse begrippen moeten ze tamelijk welgesteld zijn geweest.

Johannes van der Nagel zal in de tweede helft van de 19e eeuw ook wel tot de welgestelden zijn gerekend, want vanaf 1851 tot aan zijn dood in 1896 zal Johannes regelmatig het ambt van diaken of ouderling bekleden en wordt hij ook in de gemeenteraad van Valkenburg gekozen.
 Krijna de Wit overlijdt reeds op 15 juli 1854, nog geen dertig jaar oud. 



NH-Kerk omstreeks 1915
De kerk waarvan Johannes de bouw meemaakte en hij als ouderling en diaken diende

Bijna 1½ jaar na Krijna's dood trouwt Johannes opnieuw, nu met een nicht van Krijna, de 24-jarige Margaretha, dochter van Jan de Wit en Neeltje Bol.
Margaretha wordt bij haar huwelijk dus direct de stiefmoeder van Gerrit (*1849) en Hendrik (* 1853).
Uit het huwelijk van Johannes en Margaretha wordt op 1 november 1856 een dochter geboren: Adriana Maria († 1948).
Adriana Maria zal in 1879 met Cornelis Bol (1849-1924) trouwen en elf kinderen ter wereld brengen. Eén van die kinderen is weer een Jacob Bol (1880-1971) die oudere Valkenburgers nog wel hebben gekend van de kruidenierswinkel aan de Broekweg.




1. De winkel van Jacob Bol in 1938
2. De winkel van Jacob Bol na de verwoestingen in de meidagen van 1940 
3. De winkel van Jacob Bol aan de Broekweg omstreeks 1950
4. De verbouwde ex-winkel van Jacob Bol in 2014

 Op 2 januari 1860 wordt dochter Neeltje († 1921) geboren en op 17 december 1862 baart Margaretha nog een levenloos kind en sterft zelf in het kraambed.

Nog geen jaar later, namelijk op 23 augustus 1863, treedt Johannes voor de derde maal in het huwelijk. Zijn bruid is de 33-jarige Maria Pinster, zonder beroep, geboren te Albrandswaard en wonende te Oegstgeest. Zij is een dochter van Kornelis Pinster en Maria Knegt, die beiden reeds zijn overleden.

Volgens de trouwakte is Johannes dan nog steeds winkelier en nu tekent onze Jan wel met Joannes (zonder h). Maria tekent de akte niet "verklarende niet te kunnen schrijven, als zulks niet geleerd hebbende."
Getuigen van het huwelijk zijn Cornelis van der Nagel, 51 jaar, landbouwer, broer van de bruidegom, Paulus Cornelis de Wilde, 48 jaar, zwager van Joannes en van beroep pannenwerker, Hendrik Zijderveld, 29 jaar, pannenwerker, neef van de bruidegom en Jan van der Nagel, 26 jaar, ook een neef van de bruidegom.
Maria Pinster wordt met haar huwelijk de stiefmoeder van de 14-jarige Gerrit en de 10-jarige Hendrik uit Jans eerste huwelijk en van de 7-jarige Adriana Maria uit zijn tweede huwelijk.
In 1861 overlijdt Ariaantje van Oosten, de weduwe van de in 1847 overleden Gerrit de Wit en Jans schoonmoeder uit zijn eerste huwelijk met Krijna de Wit.
Door Jan en de kinderen Gerrit en Hendrik wordt een en ander geërfd, want Krijna de Wit was enigst kind van Ariaantje.
In  1863 moeten er successierechten betaald worden voor een huis met erf en 9327 m2 bouwland en in 1864 voor twee huizen met erf en een schuur met erf met een totale oppervlakte van 320 m2.
Gerrit overlijdt drie jaar later op 17-jarige leeftijd en zijn erfdeel gaat naar zijn jongere broer Hendrik.

Ruim anderhalf jaar na de huwelijkssluiting, op 1 mei 1865, krijgen Jan en Maria een zoon: Johannes Cornelis, die echter reeds op 24 juni 1867, twee jaar oud, overlijdt. 



Jans broer Cornelis is inmiddels ook behoorlijk welvarend geworden, want hij koopt in 1864 een partij teelland op de Woerd ter grootte van 11 roeden en 50 ellen voor de prijs van ƒ 232,00

Goed drie jaar later, op 24 november 1870 wordt er weer een zoon geboren, die ook de namen Johannes Cornelis krijgt.



Brand

Op maandag 25 augustus 1873 heerst er een zwaar onweer in het gebied rond Leiden.
In Valkenburg wordt de boerderij van Johannnes van der Nagel door de bliksem getroffen en er breekt brand uit.


In 1892 breekt op verschillende plaatsen mond- en klauwzeer uit. Ook op Valkenburg wordt onder andere bij Johannes van der Nagel de gevreesde ziekte geconstateerd.


Er gelden strenge maatregelen: het besmette vee wordt afgemaakt en de boerderijen worden bewaakt door de politie en militairen om verspreiding van de ziekte te voorkomen.


Leidsch Dagblad, 5 december 1892





Johannes overlijdt onverwacht op 9 november 1896, 's middags om vier uur. Blijkbaar is hij niet meer alleen winkelier, maar is hij ook aan landbouw gaan doen, want zowel in de geboorteakte van Johannes Cornelis als in de overlijdensakte wordt hij landbouwer genoemd. 
Aangifte van het overlijden doen zijn zoon Johannes Cornelis, oud 25 jaar en zijn zoon Hendrik, oud 43 jaar. In de overlijdensakte is het weer Joannes (zonder h).

Maria Pinster overlijdt op 27 februari 1902, eveneens 's middags om vier uur. Ook van dit overlijden wordt aangifte gedaan door Johannes Cornelis en Hendrik. In de overlijdens­akte wordt de 48 jarige Hendrik ook zoon van de overledene genoemd, terwijl hij in werkelijkheid een stiefzoon is.